'Kies je raadgevers zorgvuldig'. Dat was het advies van mijn therapeut in de periode dat mijn man opgenomen was vanwege…
En nu is het genoeg ! (denk ik)
Zolang onze mannen nog niet gebroken hebben met hun verslaving, houden velen van ons zich bezig met die ene vraag. De vraag die in sommige periodes slechts sluimerend ergens diep binnen in ons aanwezig is, maar die zich op bepaalde momenten onverwacht, ongenadig en voor de zoveelste keer aan ons opdringt: wanneer zet ik hem de deur uit? Of eigenlijk: wanneer is mijn grens nou echt bereikt?
Talloze keren hebben wij hierover nagedacht. Meestal in de lange uren waarin wij wachtten op de thuiskomst van onze geliefde, waarvan we dan nog niet zeker wisten óf en in welke toestand dat zou plaatsvinden. In onze verbeelding werden wij dapper en resoluut; wij trokken grenzen, vergrendelden deuren of gooiden koffers uit ramen – afhankelijk van onze gemoedstoestand en onze eerdere ervaringen – om bij thuiskomst van onze geliefde tot de ontnuchterende ontdekking te komen dat we wederom niet in staat waren één van deze acties daadwerkelijk uit te voeren.
Natuurlijk. We dreigden er mee. In de naïeve veronderstelling dat woorden voldoende waren, zeiden we dat hij een volgende keer echt op straat zou staan, dat we de sloten zouden vervangen, zelf een ander huis zouden gaan zoeken, of wat we in onze woede ook maar voor creatiefs konden bedenken. We dreigden dat het een lieve lust was, maar vonden niet de moed om onze woorden in daden om te zetten. En daarom lachten onze geliefden ons – in stilte of midden in ons gezicht – uit als wij onszelf voor de zoveelste keer belachelijk maakten door te dreigen met iets waarvan zij en wij op dat moment al lang wisten dat we het wederom niet waar zouden maken.
Waarom is dat nou? Waarom zijn velen van ons niet in staat die dreigementen daadwerkelijk uit te voeren? Wat weerhoudt ons iedere keer van het stellen van een voor iedereen overduidelijke grens? Ik kon daar zelf wel tientallen antwoorden op bedenken die, als ik er goed over na denk, eigenlijk neerkomen op slechts drie redenen – of beter toestanden – die mij er lange tijd van weerhielden de daad bij het woord te voegen. De eerste twee zijn hoop en angst; de twee tegenpolen waartussen het leven met een verslaafde zich doorlopend heen en weer beweegt. En de derde is de heerlijke toestand daar tussenin, die ons van tijd tot tijd helpt onze ogen te sluiten voor de dagelijkse realiteit en ons helpt die te overleven – door onze hulpverleners ook wel gewoon ‘ontkenning’ genoemd.
Ontkenning is, in ieder geval in het begin, van deze drie de meest voorkomende reden. We ontkennen gewoon dat er iets ernstigs aan de hand is. En als dat niet langer meer lukt, ontkennen we dat wijzelf of onze kinderen veel last hebben van de verslaving. We ontkennen dat we moe zijn, we ontkennen dat we het niet meer aan kunnen, we ontkennen dat we pijn hebben. En we kunnen geen grenzen meer stellen, omdat deze ontkenning ervoor zorgt dat we niet eens meer beseffen dat we grenzen hebben.
Hoop is van deze drie de ingewikkeldste reden. Er is namelijk altijd – de soms gekmakende – hoop. Hoe groot ook de wanhoop en hoe vaak ook de bodem ingeslagen, de hoop verdwijnt nooit helemaal. Zelfs een sprankje hoop laat ons geloven dat het vanaf nu helemaal anders zal gaan worden, waar onze geliefden gretig op in spelen met mooie beloftes die de hoop doen toenemen en ervoor zorgen dat wij onze dreigementen laten voor wat ze zijn.
Angst is de belangrijkste reden. En bang zijn we. Bang voor de dreigementen die onze geliefden succesvol hanteren wanneer ze maar het geringste vermoeden hebben dat er een einde dreigt te komen aan hun comfortabele leventje en ons geduld. We zijn bang voor de financiële en organisatorische consequenties die het met zich meebrengt. Bang voor de reactie van de mensen om ons heen, bang om niet meer nodig te zijn, bang om alleen te zijn … en ga zo maar door. We zijn bang voor de gevolgen die het stellen van grenzen met zich mee kan brengen en stellen die daarom eindeloos uit.
Wat de reden van onze besluiteloosheid ook moge zijn, het gevolg is steeds dat er niets gebeurd. Wij doen niets. En daarmee doen we alles. We zitten gevangen in de cirkel van zíjn verslaving en onze besluiteloosheid. We houden onszelf voor dat er niets is dat wij kunnen doen om die cirkel te doorbreken en ondertussen laten we onszelf en onze kinderen opdraaien voor de gevolgen die onze geliefden onder ogen zouden moeten zien.
In de ‘successtories’ van ex-verslaafden hoor je vaak dat er een bepaald dieptepunt is geweest, waarin de verslaafde zó diep was gezonken dat hij eindelijk onder ogen zag dat er echt iets moest veranderen. Soms vraag ik me af of dat voor ons ook zo werkt. Zouden ook wij eerst zo diep moeten zinken tot we de bodem van de put bereiken waar de gevolgen van de verslaving zo levensgroot voor ons staan, dat we er niet langer onder uit kunnen en eindelijk, eindelijk die grens trekken? En waar wachten we dan eigenlijk op? Wat is de bodem van onze put? Ons kind dat aangeeft dat het de situatie thuis niet meer aankan en van huis wegloopt? De ontdekking dat onze geliefde niet alleen onze persoonlijke, maar ook onze huwelijksgrenzen heeft overschreden? Een deurwaarder die beslag legt op ons huis? Of misschien ons eigen lichaam dat met een burn-out of depressie aangeeft dat de grenzen van ons kunnen al veel te vaak overschreden zijn? Hoe diep moeten wij zinken om eindelijk in te zien dat we die grens al veel en veel eerder hadden moeten trekken?
Natuurlijk is het stellen van grenzen moeilijk. Maar nog moeilijker is het om op de bodem van de put te moeten constateren dat je ze nu wel wílt stellen, maar dat de energie en mogelijkheden daarvoor ontbreken. Daarom is het goed om, als die bodem nog niet bereikt of in zicht is, te gaan nadenken over waar die grenzen nou eigenlijk liggen, hoe we die duidelijk kunnen maken aan degene die maar niet lijkt te beseffen dat we ze hebben, tot welke actie we zullen overgaan als ze wederom overschreden worden en wie ons zal helpen als de moed ons daartoe ontbreekt.
Voor ons klinkt dit raar, maar dreigen zonder het waar te maken en niet duidelijk maken ‘tot hier en niet verder’ is in de beleving van een verslaafde ongeveer hetzelfde als een vrijbrief om maar gewoon door te blijven gaan met zijn verslaving. Als wij geen grenzen stellen, zal de verslaafde zichzelf blijven voorhouden dat wij domweg geen grenzen hebben, dat wij alles aankunnen, alles oplossen, zijn verslaving blijkbaar helemaal niet zo erg is en hij dus ongebreideld door kan blijven gaan met datgene wat ons tot wanhoop drijft. Grenzen aangeven betekent niet alleen zorgdragen voor degenen die dat na al die jaren het hardst nodig hebben; wijzelf en onze kinderen, maar ook de verantwoordelijkheid voor, en de gevolgen van de verslaving leggen op de plek waar deze hoort; bij de verslaafde.
Anita
Bovenstaand stuk is geschreven naar aanleiding van een bijeenkomst van partners van alcoholverslaafden. Als partner van een alcoholist is het heel moeilijk om grenzen te leren stellen. Maar dat geldt natuurlijk niet alleen als je man alcoholverslaafd is. Ook wanneer hij verslaafd is aan porno/seks, zul je hoogstwaarschijnlijk tegen deze dingen aanlopen. Vandaar dat we deze column ook op de website van Kostbaar Vaatwerk hebben geplaatst.