'Kies je raadgevers zorgvuldig'. Dat was het advies van mijn therapeut in de periode dat mijn man opgenomen was vanwege…
Waarom??
Mijn vorige blog sloot ik af met het gebed dat ik jaren geleden uitsprak. Een gebed van overgave naar God op een moment dat mijn huwelijk in duizend stukken lag. Je zou zomaar kunnen denken dat het vanaf dat moment alleen nog maar goed ging. Dat dat moment van overgave ervoor zorgde dat alles daarna als vanzelf probleemloos verliep, maar natuurlijk was dat niet zo.
Je leven overgeven aan God betekent immers niet dat al je problemen als sneeuw voor de zon verdwijnen. Sommige mensen geloven dat; dat geloven in God een soort snelweg is naar een gelukkig, aangenaam, zorgeloos leven. Ik geloof daar niet in. Nergens in de Bijbel wordt ons een probleemloos leven beloofd. We krijgen met moeilijkheden te maken, ook als christen.
En ja, ik vond dat best moeilijk om te accepteren. Natuurlijk had ook ik mijn vragen en worstelde ik soms met boosheid naar God toe. ‘Want Heer, waar was U dan, al die keren dat mijn man zich overgaf aan zijn verslavingen? Had U niet in kunnen grijpen? U deed het voor Paulus, waarom dan niet voor mijn man? Voor U is toch niets onmogelijk? Waarom keek U dan gewoon toe? En waarom, waarom, waarom greep u niet in??
Hoe moet je verder als er geen briefje uit de hemel komt met antwoorden op die prangende vragen? Als je het gevoel hebt dat je niet alleen in de steek gelaten bent door je man, maar je ook afvraagt of die God die je al zolang dacht te kennen eigenlijk wel betrouwbaar is. Mijn dominee schrok niet van mijn boosheid en vragen. Hij luisterde geduldig en wees me op het Bijbelboek Job. Wanhopig als ik was, zocht ik thuis het Bijbelboek meteen op, begon te lezen en was onder de indruk. Job krijgt alle ruimte om zijn vragen en frustratie naar God toe te uiten. Zelfs zijn hele depressieve, vreselijke gedachten (Job 3:11) gooit hij eruit. Dat was voor mij een eye-opener: God is dus niet bang voor onze heftigste gedachten en gevoelens. We hoeven die niet te verstoppen voor Hem. Ik hoef me niet mooier of vromer voor te doen dan ik ben. God kan mijn boosheid en wanhoop wel aan! En zelfs die hele, diepe, duistere gedachten, die dingen die ik echt tegen niemand durf uit te spreken, mag ik aan Hem vertellen. Wat een opluchting. En wat een troost zit daar ook in. Nee, daarmee kreeg ik niet direct antwoorden op mijn vragen, maar wel een diep besef dat ik met mijn vragen naar Hem toe mag gaan, dat Hij luistert. ‘Hij neigt zijn oor naar ons’ stond er in mijn oude NBG-Bijbel en ik stelde het me voor: mijn hemelse Vader die zich naar mij toe boog, om nog beter te kunnen luisteren naar wat ik in mijn wanhoop en verdriet tot Hem wilde zeggen.
In die tijd leek de Bijbel soms wel te leven. Vooral de Psalmen die ik – weer op aanraden van onze predikant – ging lezen. Wat prachtig dat er in die psalmen zoveel ruimte is voor (soms moeilijke) gevoelens. Dat er woorden in staan die ik helemaal herkende, die woorden gaven op momenten dat ik er zelf nog geen woorden voor had. Die een gebed werden op de momenten dat ik zelf niet meer kon bidden. Talloze beloften ontdekte ik in dit stuk van de Bijbel. Beloften die ik onderstreepte en waar ik me aan vast ging houden. De allermooiste vond ik op een moment waarop er een enorme terugval was. Onze tweede zoon was net geboren. Wanhopig ging ik weg met de wandelwagen en mijn oude Bijbeltje in mijn zak. Wég wilde ik. Rúst wilde ik. Tijd om na te denken, te huilen, tijd om met God te zijn. En daar zat ik: op een nat bankje in het park, met een slapende baby in de wandelwagen. Ik deed mijn Bijbel open bij de Psalmen. En vond daar die prachtige woorden uit Psalm 57: ‘In de schaduw van uw vleugels zal ik schuilen totdat het onheil voorbij is’. De woorden waren als een immens anker in een woeste zee vol golven. Een houvast. Een belofte: ik mag schuilen, heel dicht bij Hem, tot de dag komt dat het onheil voorbij is. Korte tijd later werd deze tekst nog een stuk concreter toen ik een moederkip zag die haar kleine kuikentjes onder haar vleugels verborg. Een prachtig gezicht; zo’n grote kip met af en toe een piepklein kopje wat tussen haar vleugels doorstak. Zij zaten daar veilig. Beschermd tegen regen, kou en gevaren.
En op die manier mogen ook wij schuilen bij onze hemelse Vader: dicht bij Zijn hart, geborgen, veilig en geliefd. Nee, schuilen bij Hem geeft je niet (altijd) antwoord op die moeilijke ‘waarom-vragen’. Maar ik heb ontdekt dat we ten diepste niet de antwoorden nodig hebben. Wat we werkelijk nodig hebben, is heel dicht bij Hem kunnen zijn. Mét onze vragen, mét ons verdriet en temidden van onze wanhoop. Geborgen zijn bij Hem, geliefd zijn door Hem. Dat is waar ons hart naar verlangt. Dat is wat Hij ons wil geven. We hoeven alleen maar een stap naar voren te doen, zodat we kunnen schuilen onder die liefdevolle vleugels.
Anita